
In de zon en uit de wind stond hij daar zelfverzekerd zijn ding te doen in zijn comfortabele trui en spijkerbroek.
Ze maakte een wandeling die haar voornamelijk langs tochtige fietspaden leidde om in een woonwijk te komen waar ze iets ging ophalen.
Ze liep een bocht om en vervolgde haar weg richting de flat aan de voorkant van de wijk.
Vlakbij het complex aangekomen, zag ze een man bezig op de stoep. Hij droeg een dikke lichtblauwe jas, wanten en een muts. Gewapend met een prikstok en een vuilniszak ruimde hij in de koude schaduw al het vuil op dat rondzwierf in het perk vlak naast de overvolle grote bovengrondse papiercontainer. Deze man was bezig de troep van een ander op te ruimen, of was het zijn eigen weggewaaide rotzooi? Hij keek er ongelukkig bij, het was duidelijk dat hij helemaal geen zin had in deze bezigheid.
De koude wind sloeg tegen haar gezicht.