Steeds verbaasd over volgzaamheid en naïviteit omstandigheden bagatelliseren waarin ze verkeren afgenomen vrijheden, als kostbare bezittingen bewaakt door zwaar bewapende soldaten verstopt achter prikkeldraad.
Lijsten, uitzonderingen en Sperren die valse hoop geven waarin je gelooft om te overleven. Meewerken wekt de minste weerstand, beroofd van idealen. Beroofd van je verstand.
Toen moesten ze, verder weg dan ze ooit konden bedenken, dat veewagens symbool stonden voor hoe ze werden behandeld en gezien hadden slechts enkelen een vermoeden misschien.
Steeds verbaasd over volgzaamheid en naïviteit van afgenomen vrijheden en waardigheid Meewerken wekt de minste weerstand beroofd van idealen, beroofd van je verstand.
Veel van de brieven hadden dezelfde strekking. Hij was echt boos over het onrecht en de omstandigheden in het kamp.
Dit jaar organiseerde Bibliotheek IJmond-Noord een schrijfwedstrijd met als titel “De boekentas voor mevrouw Taekema”. Een andere deelnemer heeft gewonnen. Dit is mijn inzending met aan het einde een twist. Het verhaal past in deze periode. Leestijd: ongeveer 6 minuten.
De boekentas voor mevrouw Taekema
Sjors kwam binnen vlak voordat hij moest beginnen. Net op tijd komen was het enige dat niet veranderd was. Haar kleinzoon volgde bij haar zijn online-lessen. Hij werd gek van het thuiszitten. Het was maar voor een paar uur per dag, zijn lessen duurden maar een half uur. “Hoe laat begin je?” Had mevrouw Taekema gevraagd. “Op dinsdag, woensdag en donderdag om half negen. Op maandag en vrijdag om negen uur.” “Dan ben ik misschien net wakker Sjors.” “Jij hoeft niet naar school”, had hij grinnikend geantwoord.
In de derde week dat Sjors bij zijn oma kwam, vroeg hij wat er in het koffertje zat dat naast de leunstoel stond. Iedere dag zag hij het staan en zijn nieuwsgierigheid werd steeds groter. Hij overviel mevrouw Taekema met zijn vraag want hij zag dat ze schrok. Zijn oma had geantwoord dat het daar maar voor de sier stond. De volgende dag was mevrouw Taekema erop teruggekomen. Ze had er slecht van geslapen; dat ze haar kleinzoon ontwijkend had geantwoord en omdat de inhoud van het koffertje zoveel verdriet bevatte. Slechts een keer had ze het geopend. Ze vertelde hem dat het correspondentie tussen haar vader en moeder bevatte. In de Tweede Wereldoorlog was een Joodse jongen bij hen ondergedoken. Ze werden verraden, de jongen werd doodgeschoten en haar vader afgevoerd naar Kamp Westerbork waar hij in de gevangenis terechtkwam. Omdat ze twee kleine kinderen hadden, werd haar moeder gespaard. Haar vader had het niet overleefd. Vol verbazing luisterde Sjors naar zijn oma. Nog nooit had iemand hier iets over verteld. Hij hoorde hoe haar stem brak, toen ze erover sprak. Ineens leek ze broos, terwijl ze anders altijd zo hip en krachtig was. “Mag ik het zien?’, vroeg hij zacht. Mevrouw Taekema knikte. “Wat zwaar”, zei hij en ging naast zijn oma op de bank zitten. Voorzichtig, alsof hij een schatkist opende, lichtte hij het deksel. Zijn ogen zagen keurig geordende rijen enveloppen en briefkaarten. Sjors durfde het nauwelijks aan te raken, bang om iets te beschadigen, totdat zijn oma hem aanmoedigde een brief te pakken. Met veel moeite las Sjors wat er geschreven stond. “Alle pakketten heb ik in goede orde ontvangen. Er is niets uit. Gelukkig maar want ik heb zo’n honger.” Sjors keek zijn oma aan. Dit was heel heftig. Daar wilde hij meer van weten. Ze hadden afgesproken dat Sjors de koffer mee naar huis nam om de familiegeschiedenis te leren kennen. Wel had mevrouw Taekema hem gewaarschuwd: “Je mag me alles vragen, en je mag er net zo lang over doen als je wilt. Denk erom; het is geen Fortnite. Weet waar je aan begint.” De lege plek naast de leunstoel was meer dan symbolisch.
Na de lessen lunchten ze vaak samen en dan vertelde Sjors wat hij had gelezen en wat dat met hem, een zestienjarige puber, deed. Veel van de brieven hadden dezelfde strekking. Hij was echt boos over het onrecht en de omstandigheden in het kamp. Het gebrek aan eten, dat echtparen in aparte barakken kwamen, dat je met meer dan tweehonderd mensen een barak deelde, dat er geen verwarming was en nauwelijks sanitaire voorzieningen. De huivering van weer een transport. Steeds verder dook hij in de geschiedenis. Zo had hij de website van Kamp Westerbork bezocht en leerde dat het kamp na de oorlog nog twintig jaar als repatriëringskamp voor Indische Nederlanders had gediend. Het had hem verbaasd en dacht daar het zijne van. “Misschien kan ik in de bibliotheek boeken lenen die meer vertellen over Kamp Westerbork”. “Weet je zeker dat je dat wilt?” Mevrouw Taekema legde liefdevol haar hand op die van haar kleinzoon. Had ze er goed aan gedaan hem dit te laten lezen? Ze zag zijn worsteling terwijl ze had gehoopt dat het hem minder zou raken, omdat hij jong was en er verder vanaf stond. Ze moest iets doen, ze moest hem helpen. “Ik ben ook lid van de bibliotheek. Laat mij maar zoeken Sjors. Ik weet wat je nodig hebt.”
“Is dit echt de boekentas voor mevrouw Taekema?”, vroeg de bibliotheekmedewerker. Haar collega knikte. Toen ze op de afgesproken tijd haar bestelling kwam ophalen zei de medewerker; “Dat is nog eens heel ander leesvoer, mevrouw Taekema”. Ze lachte en liep opgelucht terug naar huis. Haar tas vol stripboeken voelde heel licht.
Afgelopen woensdagavond keek ik twee programma’s die we hadden opgenomen op 14 oktober (Sobibor het kamp dat niet bevrijd werd en Er reed een trein naar Sobibor). Op die datum, 77 jaar geleden, brak daar opstand uit. De uitzendingen wilde ik zien omdat ook mijn opa daar is vergast (de opa uit het gedicht Vrijheid: Met mijn hand op zijn schouder/Kijkend naar de blauwe lucht/Dacht ik aan hen/Oma/En de opa/Die ik slechts uit verhalen ken). Beide programma’s stonden in het teken van Jules Schelvis; een van de achttien mensen die dit vernietigingskamp heeft overleefd. De waanzin van dat systeem. Het wegkijken van mensen. “We zaten in volgepakte trams en de mensen stonden rijen dik langs de kant te kijken. Niemand greep in”, sprak hij. Over het Internationale Rode Kruis dat zich de hele oorlog ver weg heeft gehouden van de kampen. De mensen in de kou heeft laten staan. Precies wat mijn vader zei. En ik moest denken aan het Holocaust Namenmonument. Het kunstwerk van Daniël Liebeskind dat eindelijk, zo lang na de oorlog en na veel protest van omwoners, er tóch komt. Amsterdammers. Wat is er eigenlijk zo heldhaftig, barmhartig en vastberaden aan hen? Ah natuurlijk, de Februaristaking van 25 februari 1941, de aanleiding voor dit devies. En wat deden ze na die datum? Nog steeds vraag ik me af hoe het heeft kunnen gebeuren dat 6 miljoen mensen zijn vermoord omdat ze Jood waren. Hoezo? Wat gebeurt er in je verstand om daadwerkelijk te menen dat Joden dood moeten? Ik snap er niks van. Helemaal niks. Het is en blijft walgelijk. Wij mensen denken reteslim te zijn, maar we zijn te stom om voor de duvel te dansen. Anders zouden we tenminste hebben geleerd verdraagzaam te zijn naar elkaar. Vergelijk ons eens met de dierenwereld. Dieren doden omdat ze moeten eten. Ze slapen, jagen, vreten en gaan weer slapen. Er is geen bezit, ze verlangen niet naar meer. Er is een duidelijke hiërarchie. Er is niks zieligs aan de jacht van het ene dier op het andere. Zielig is hoe mensen proberen over een ander te heersen, hoe ze elkaar doden, uitmoorden of proberen te hersenspoelen. Ik noem nog maar eens China en de Oeigoeren. Hoe kan het dat dit gebeurt? En hoe reageert de wereld? Niet. Af en toe berichtgeving erover in een krant, maar er is nog geen regering die heeft gezegd: dit kan niet. Dit moet onmiddellijk stoppen. We kijken toe. Opnieuw. Gelukkig heeft Forum voor Democratie zichzelf deze week zo goed als opgeheven. Is er toch nog hoop.
Dit jaar ben ik opgenomen in het officiële Dodenherdenkingsprogramma van de Gemeente Haarlemmermeer. Daar mag ik als Polderdichter mijn gedicht ‘Vrijheid’ voordragen in de Burgerzaal van het Gemeentehuis. Geschreven in 2015, tijdens de laatste keer dat ik samen met mijn dierbare vader de herdenking in Aalsmeer bijwoonde, is deze voordracht in meerdere opzichten een eerbetoon.
Vrijheid
Met mijn hand op zijn schouder,
kijkend naar de blauwe lucht,
dacht ik aan hen.
Oma,
en de opa,
die ik slechts uit verhalen ken.
Aan al die anderen.
‘Ik denk altijd aan ze
daarvoor hoeft het geen vier mei te zijn.’
Zegt mijn vader.
Straks zal ik dansen en zingen,
in regen, zon en storm.
Om te vieren,
dat ik kan zijn, wie ik ben.
Met mijn voorkeur,
en mijn achtergrond.
‘Ik ben me altijd bewust van mijn vrijheid,
daarvoor hoeft het geen vijf mei te zijn.’
Zeg ik mijn vader.