Met iedere stap die ze verder van huis liep, voelde ze het lichter worden, alsof er een last van haar schouders viel. Wat een verschil maakte dat. Al lopende memoreerde ze dat hun tijd hier ook een beladen periode was geweest. Achteraf gezien hadden ze een groot risico genomen, het had hun relatie kunnen schaden maar ja, als het zo goed voelt om samen te zijn, dan kan je tien jaar wachten óf na een jaar gaan samenwonen.
De klank van zijn stem lijkt weg en toch, als ik focus hoor ik hem in mijn verbeelding praten.
Mijn vaders stem, het is al bijna zeven jaar geleden dat ik die voor het laatst hoorde. Op de allerlaatste dag van zijn aardse bestaan klonk hij weer net zo krachtig als ooit daarvoor; de trotse man die het leven ten volle had geleefd. Hij was een vechter, een overlever. Klein van stuk met grote mond, dát was mijn vader. Hij was de man die bij binnenkomst alle ogen op hem gericht wist.
Zij lijdt in stilte de lach is weggestorven het gesprek stilgevallen de warmte verdwenen waarmee zij omringd was. Niet langer is het huis de plek waar zij zich geborgen en veilig voelt.
Ze lijdt in stilte er is niemand om mee te praten het laat zich ook moeilijk vertellen ze voelt zich zo alleen. Verdriet delen is geen usance en wie zit er nu te wachten op haar relaas?
Ze lijdt in stilte denkt weemoedig terug aan voorbije dagen waarin ze samen alles deelden en wisten wat er speelde waarin ze elkander liefhadden en vooruitkeken.
Zij lijdt in stilte En zij die het weten, lijden met haar mee. In stilte.
Ze waren het liefdespaar van de middelbare school.
Daar stond ze, onder de luifel van het gesloten restaurant. Ze was op tijd, misschien iets te vroeg. Je weet maar nooit hè, je wilt een ander toch ook niet laten wachten. Ze wist hoe vervelend dat was. Haar dochter met dat eeuwig drukke gezinsleven was altijd te laat. En nu stond ze hier, tussen de opgestapelde terrasstoelen. Het was een beetje armoedige plek om af te spreken. Ze keek naar de mensen die op het terras van het restaurant aan de overkant zaten te lunchen. Het zag er allemaal heel gezellig uit. Bij de twee vrouwen in de hoek spatte de blijdschap van hun ontspannen gezichten. Alsof ze verliefd waren. Zou dat waar zijn? Ze kende geen mannen- of vrouwenstellen. Ach, hoe lang geleden was het dat ze verliefd was geraakt op haar man zaliger? Ze daalde af in haar herinneringen waar de tijd nog aan haar kant stond en de toekomst onbegrensd leek. Ze hadden het goed gehad, mooie reizen gemaakt, lekker met de boot op de plassen gevaren. Hij was een harde werker en had als bloembollenteler goed geboerd. Daar plukten de kinderen die het bedrijf na zijn overlijden hadden overgenomen, de vruchten van. Jan, ze miste hem enorm. Hij was altijd lief voor haar, had haar op handen gedragen. Niets was te dol. Zij was thuisgebleven, bij de kinderen. ‘Beatrijs’, had Jan gezegd, ‘jij hoeft niet te werken. Ik ben je man en ik beschouw het als mijn plicht om ervoor te zorgen dat het je aan niets ontbreekt.’ Heerlijk had het geklonken. In het begin vergde het thuis zijn en voor de kinderen zorgen nog veel van haar maar toen ze naar de middelbare school gingen, had ze zeeën van tijd. Tijd waarmee ze iets moest aanvangen. Ze keek uit naar het moment dat Jan thuiskwam en naar de weekenden. Dan gingen ze op stap. Met pubers is niks te beginnen, die leven hun eigen leven en ouders zijn hen alleen maar tot last. Snotkinderen. Ze had ze teveel verpest. Alles was zwaar, te veel, te druk, te vermoeiend. Niks konden ze hebben. Ze hadden hun vader eens moeten zien. Die man werkte als een paard. Alle dagen laat thuis. Vaak op zondagmiddag ging hij nog naar de zaak. Ach, haar Jan. In de beginjaren was het allemaal zo fantastisch. Ze waren het liefdespaar van de middelbare school. Ze keek nog wel eens naar ‘Het mooiste meisje van de klas’. Zij en Jan waren ook zo populair. Wat een tijd was dat. Ja, hij had haar altijd op handen gedragen. Jammer dat ze nooit mee mocht met de bedrijfsuitjes naar Scandinavië waar veel afnemers zaten. Haar vader, van wie het bloembollenbedrijf oorspronkelijk was, had hem nooit gemogen. ‘Een charlatan is het Beatrijs, let op mijn woorden. Zo glad als een aal, die glibbert uit je handen, zwemt bij je vandaan’. Dat kon allemaal wel zo zijn, maar Jan de smoezenier had er toch maar mooi een internationaal bedrijf van gemaakt. Nee, het had haar aan niets ontbroken. Het werd warm onder de luifel. Beatrijs stond daar toch al minstens een kwartier. Ze zag dat een van de twee vrouwen in de hoek haar af en toe aankeek. Het voelde wat ongemakkelijk. Was Jan er nog maar, hij zou haar niet hebben laten wachten. Nee, dat was niet waar. Op een goed moment was ze het spuugzat. Hij kon niet zomaar komen binnenvallen. Het was verdomme haar huis geworden, al die dagen zonder hem. Hoe kon ze nou haar eigen leven invulling geven als hij maar te pas en te onpas kwam binnenvallen? Het was een mooie begrafenis. Het halve dorp was uitgelopen. Als Jan toch eens zijn eigen begrafenis had kunnen meemaken. Prachtig zou hij het hebben gevonden. Al die mensen die hen aanstaarden, net als toen op de middelbare school. Het voelde glorieus. Ze zag veel bekenden uit haar jeugd. Mannen en vrouwen die oud waren geworden. Was zij zelf ook zo oud? Ach, ze had het echt niet doorgehad. Tijd was voor haar zo rekbaar. Direct na de begrafenis had ze had het grote huis aan de rand van het dorp verkocht en een penthouse gekocht aan de haven. Dat had nog meer leven in de brouwerij gebracht. Ja, ze had het gezellig gemaakt. Toch was het nu heel anders dan toen ze jong waren. Die verliefdheid in haar jeugd, dat maak je maar eens mee in je leven. Haar vader had gelijk gehad. Jan was een charlatan en een gladde aal, maar ontglippen? Welnee, op een goed moment was er gewoon geen plaats meer voor hem in haar leven. Waar had ze de tijd vandaan moeten halen met Dennis, Jasper en Carlo? Als ze niet van te voren wist wanneer Jan thuis kwam, liep haar hele schema in de soep. Ze had geen tijd of zin om daar allemaal rekening mee te moeten houden. ‘Wij zijn mensen van de grond’, had haar vader gezegd. Van de grond of in de grond, haar maakte het niet uit. Als Jan maar weg was. Ach die Jan. Wat een prachtige vent was het toch in zijn nieuwe cabrio op weg naar Zweden voor alweer een bespreking. Ze had ze nog uitgezwaaid, hem en zijn business development manager. God, hoe lang had dat vrouwtje met hem samengewerkt? Al vanaf hun trouwen toch? Nee, naar haar begrafenis was ze niet geweest. Ze was immers een vrouw in de rouw. Haar Jan, wat een heerlijk leven had ze gehad met hem. Al die luxe, die vrijheid, die zeeën van tijd. Ja, hij had haar echt alles gegeven wat ze wilde, zoals hij had beloofd. Ze keek nog eens op haar horloge. Ze was het wachten zat. Ze glipte er maar eens tussenuit.
alsof je een serie zit te kijken waarvan je de laatste aflevering mist
Wij kenden elkaar pas kort. Jij had altijd een verhaal dat je in geuren en kleuren deelde. Het waren ontmoetingen waarop ik steevast nog dagenlang kon teren. Terughalen en herkauwen van woorden, de intonatie, de manier waarop ze werden ondersteund door het praten met handen en gezichtsuitdrukkingen of juist het uitblijven daarvan. Herbeleven van middagen in de tuin, onder de parasol met hapjes en fantastische Nieuw-Zeelandse Sauvignon Blanc. In al je enthousiasme was je nooit overdreven. Je keek ernaar uit om de mogelijkheden die op je pad kwamen, te benutten. Over sommige plannen had ik weleens twijfels, maar het was jouw leven. Het leven dat je deelde samen met je echtgenoot. Hij neemt geen blad voor de mond, heeft zich opgewerkt en is daar terecht trots op. Hij daagt je uit met zijn stellingen en zet daarbij ook nog eens zijn felblauwe ogen in als extra troef. We waren nog maar net begonnen en het was de bedoeling dat we deze middagen nog lange tijd zouden volhouden. Nu is het voorbij en het voelt onaf. Onaf omdat het te kort was. Omdat ik nog helemaal geen compleet beeld had van jou en jullie, de plannen, de mogelijkheden en het optimisme waarmee jij het plaatje inkleurde. Heel langzaam laat ik het besef van deze ingrijpende gebeurtenis tot mij doordringen. Het kan alleen maar zo langzaam omdat het voor mij te snel is gegaan. In de loop van afgelopen anderhalf jaar, waar dit land tot stilstand kwam, ben jij op een spoor geraakt waar het heel hard ging. En ik zag jou te weinig om te beseffen hóe hard dat ging. Zelfs na ons laatste samenzijn had je nog plannen om vooruitgang te boeken. Nu is er geen mogelijkheid meer om je beter te leren kennen, behalve via herinneringen van anderen aan jou. Het voelt alsof je een serie zit te kijken waarvan je de laatste aflevering mist en je altijd blijft afvragen hoe het is afgelopen. Ik denk aan je man, hoe het hem zal gaan als het stof is neergedaald, iedereen zijn eigen leven weer heeft opgepakt en hij zonder jou verder moet. Het is allemaal zo vreemd, zo unheimisch. Alsof ik iets weet wat mij misschien helemaal niet aangaat, ik kende je immers nog maar zo kort. Daarin schuilt mijn verdriet, kleurrijk mens; dat onze wegen nu al zijn gescheiden. ♥
Ineens was daar in de inktzwarte nacht de donder en de lichtflits, gevolgd door de regen die loodrecht op de aarde viel. Als een slechte en volledig uitgekauwde metafoor voor de woede die ik voelde en het ellendige verdriet waarmee ik werd overvallen. Afspraken worden geschonden en zorgen om jouw toekomst weggewuifd als een palmboom in een woestijnstorm. Terwijl snijdend zand het zicht beperkt en littekens achterlaat, is het de vroegrijpe gevallen vrucht die je doet beseffen dat alle inspanningen van liefde oplossen in die regen en nutteloos wegstromen in de bodemloze put die het plotseling opdoemende zinkgat blijkt te zijn. Je kunt het zo mooi maken als je wilt, een leugen blijft een leugen en gestolen goed gedijt niet. Wat weg is, is weg en de kans dat het terugkomt is een sprankje hoop aan de horizon, het lange pad dat voor ons ligt en de vele nog te nemen stappen. De wetenschap dat je verkeerd bezig bent, zelfs nietsontziend blijft doorgaan, is hemeltergend. En ook al was het maar een onweersslag en is de regen allang weer gestopt met huilen; mijn vertrouwen is stuk en het gevoel wat door mijn lijf racet, maakt het onmogelijk jou recht in de ogen te kijken. Maar als wegkijken het makkelijkst is om de waarheid niet onder ogen te hoeven zien, mag ik dan ook een metafoor om weer verder te kunnen?
Vandaag heb ik leed gezien
bewust aangebracht.
De gelatenheid, nu nog
voordat woede en verbijstering
het verdriet doet verstommen.
Vandaag heb ik leed gezien
opgekruld op de bank
onder een dekentje.
Zonder wanhoop, doch
met totale verslagenheid
en ongeloof over het verloop.
En het besef, het besef
dat het waar is;
door en door rot en verdorven.
Maakt stom en geslagen
stelt vragen zonder antwoord
plaatst leed in langzaam lijden.
Ik heb daar gezeten
aan de rand van die wal
zo laag als in het spreekwoord
verdrietig over een liefde
waaraan ik waarde hechtte
die waardeloos bleek.
Nu is het later,
bracht de ware liefde mij zoveel meer
dan ik had kunnen bedenken
daar aan de rand van de geschiedenis
en de diepte.
Altijd beseffend
hoe bijzonder het blijft
elkaar te hebben gevonden
in deze wereld vol mensen
op zoek naar kostbare Liefde.
Het meest nagestreefde bezit
dat je nooit zult hebben
omdat iedereen altijd van zichzelf blijft.
Het vurige verlangen
en de hartstochtelijke hartstocht
Ach de liefde, zo mooi en bedwelmend
Voor altijd
zolang die ander er is.