De beller

Foto: Mirjam Noach


Omdat er verder helemaal niets gebeurt, is dit een opvallend intermezzo.

De zon verwarmt de kamer en eindelijk is de wind afgenomen.
Er is geen haast, we hoeven nergens naartoe. Het is stil op straat, iedereen is met vakantie.
We lunchen, op ons gemak. Het smaakt zoveel beter als je er de tijd voor neemt, als je proeft wat je eet. De aangename stilte wordt verstoord door een man die aan de verder gelegen overkant zijn hond uitlaat. Zou hij weten hoe hard hij praat? Dat het geluid ver draagt en dat ik daarom bijna letterlijk zijn telefoongesprek kan volgen? Omdat er verder helemaal niets gebeurt, is dit een opvallend intermezzo. Ik loop naar de openstaande tuindeur en zie een man in een te lange beige korte broek. Daarop daagt hij een dominant rood ruitjesshirt, witte sportsokken en stevige schoenen.
Aan zijn stem hoor ik dat hij opgetogen is. Alsof hij voor het eerst in dagen weer iemand spreekt, fantaseer ik.

Op straat loopt een man met zijn hond. De wind is gaan liggen en het is aangenaam. De hond struint kwispelend door de berm, de lijn is lang genoeg om hem zijn gang te laten gaan. ‘Het is fijn een hond te hebben, dan is er een reden om me aan te kleden en naar buiten te gaan’, denkt hij. Hij kijkt voor zich uit en ziet de lege straat. Het is duidelijk zomer. Iedereen is met vakantie.
‘Was het maar vast voorbij, deze periode. Dan kan ik weer naar mijn biljartclub en kaarten in het Dorpshuis. Het is zo vreselijk stil’, peinst hij en kijkt naar zijn hond.
Dan gaat de telefoon. Eerst schrikt hij van het geluid en kijkt een moment verbaasd naar het ding. Het is lang geleden dat iemand hem heeft gebeld.
Uit enthousiasme begint hij heel hard te praten, zo blij is hij met de beller aan de andere kant van de lijn. Hij heeft het niet door. Trouwens, wie zou het horen? Het is zomer en het is stil op straat.

Liever luisteren?

34-HP-24

Nu de vakantie-uittocht is begonnen, een mijmering over de lange vakanties die wij als gezin maakten, zwervend door Europa met auto en caravan. Magische tijden waren het.

 

Op de achterbank zit een meisje
het bruine haar in twee staarten.
De omgeving trekt aan haar voorbij,
geel-bruin-beige.
Warme lucht stroomt naar binnen
via het raam op-een-kiertje.
Dromerig en soezend in de Mercedes,
met dezelfde kleur.

Kraampjes vol dieprode meloen,
lonken uitnodigend.
Een eenzame ezel
bij een verlaten, vervallen huis.
Kilometerslange luchtspiegeling,
die het droge binnenland doorkruist.
‘Het is hier zo anders dan bij ons thuis’.

Straks komen we aan in Trogir,
dan springen we duizend keer in het water
en eten we smeerworst op brood.
Zwaaien we naar de
“paradiso-paradiso” groentevrouw,
al varende naar het dorp.
34-HP-24: Europa was nooit te groot,
het was alleen maar prachtig
bij jou op de achterbank, op schoot.

Mercedes beige